Hoe
vervang ik het filter van een voertuig met brandstofinjectie?
Bij voertuigen met brandstofinjectie is het noodzakelijk om de brandstofpomp uit te schakelen om de druk in de brandstofleidingen te verlichten. Deze kunnen met klemmen, schroefdraadkoppelingen of speciale snelkoppelingen aan het filter worden bevestigd.
Als voor deze onregelmatige klus speciaal gereedschap nodig is, is het waarschijnlijk goedkoper om een monteur dit te laten doen. Zo niet, dan moet u eerst het filter vinden. In de handleiding van uw auto staat waar uw brandstoffilter zich bevindt en of er meer dan één filter op uw voertuig zit.
Als uw motor brandstofinjectie heeft, bevindt uw brandstoffilter zich ergens op de hogedrukbrandstofleiding, onder het voertuig in de buurt van de brandstoftank, zoals hier afgebeeld:
Sommige voertuigen hebben ook een brandstoffilter op de brandstofpomp en een filterzeef in de brandstoftank. Als deze verstopt raken, mag alleen een professional ze vervangen.
Hier zijn enkele instructies voor het vervangen van een brandstoffilter. Lees deze instructies aandachtig door voordat u begint en zorg ervoor dat u deze klus zelf wilt klaren:
1. Ontlast de druk in de brandstofleiding voordat u deze loskoppelt. Om dit te doen, moet u de elektrische brandstofpomp uitschakelen voordat u de motor start.
Om de brandstofpomp uit te schakelen, doet u het volgende:
Verwijder met de motor uit de zekering van de brandstofpomp uit de zekeringkast.
Zorg ervoor dat de parkeerrem is aangetrokken en het voertuig in de parkeerstand of neutraal staat, en start vervolgens de motor. De motor zal niet lang na het starten draaien, maar de druk in de brandstofleidingen zal afnemen.
Zet de motor uit. Met de brandstofpomp uit bent u klaar om de brandstofleidingen van het filter los te koppelen.
2. Bekijk zowel het oude als het nieuwe filter voordat u iets loskoppelt:
U zou een pijl op beide filters moeten zien die aangeeft in welke richting de brandstof erdoorheen stroomt. Als het nieuwe filter geen pijl heeft, kijk dan hoe het oude filter is geïnstalleerd, zodat u kunt zien welk uiteinde van het nieuwe filter waar moet.
3. Verwijder het oude filter en verwijder het.
4. Plaats het nieuwe filter op dezelfde positie als het oude filter.
5. Plaats het filter terug en zorg ervoor dat het goed vastzit.
6. Vervang de zekering van de brandstofpomp in de zekeringkast:
zorg ervoor dat de parkeerrem is aangetrokken en de auto in de parkeerstand of neutraal staat. Start vervolgens de motor en controleer op lekkage rond het filter.
Neem na al deze stappen contact op met een betrouwbare monteur als u problemen ondervindt.